Toezicht onderwijsinspectie

Van afrekende beoordelaar naar kritische vriend. Zo luidt de titel van de aflevering van Nieuwsuur op 13 februari 2016. Hierin wordt de nieuwe rol van de onderwijsinspectie omschreven op basis van een pilotschool voor VO, op initiatief van het wetsvoorstel-Bisschop. Hierin wordt aangegeven dat inspectie zich minder moet richten op het persen van scholen in een keurslijf en zich meer moet richten op het verhaal van docenten en management en de visie van scholen. Ze kunnen hierin dan een adviserende of ondersteunende rol spelen om scholen naar een hoger niveau te tillen.
Tevens wordt de beoordeling met zwak, voldoende, goed en tegenwoordig zelfs excellent aangekaart. Hier zijn kamervragen over gesteld. Zoals Staatssecretaris Sander Dekker mooi verwoordt: "De inspectie is als de keuringsdienst van waren. Zij mogen enkel beoordelen of een rookworst verkocht mag worden in Nederland. Maar welke rookworst zij het lekkerst vinden hoeft niet benoemd te worden, dat is een kwestie van persoonlijke smaak". Terecht wordt daarbij benoemt dat een goede school voor het ene kind, totaal niet de geschikte plek kan zijn voor een ander kind, of ouder.


Per 1 februari 2016 heeft de inspectie tevens besloten de tussenresultaten in het PO niet meer mee te nemen in het eindoordeel over de school. De nadruk moet vooral liggen op hoe leerkrachten de ontwikkeling van leerlingen volgen en hoe zij uitdagende doelen stellen. Dit omdat het doel van toetsing, het nauwkeurig kunnen volgen van de ontwikkeling van de leerling, doorgeslagen is naar het kunnen verantwoorden van de schoolresultaten tegenover inspectie. Met als gevolg dat leerkrachten veel waarde gaan hechten aan de toetsresultaten, Cito gaan trainen of zelfs sjoemelen met de toetsen. Logisch eigenlijk, als je kwaliteit als leerkracht beoordeeld wordt op basis van je toetsresultaten....

In mijn visiestuk heb ik op basis van theorie onderbouwd dat wanneer bij leerkrachten benadrukt is dat zij verantwoordelijk zijn voor hun leerlingprestaties, zij eerder kiezen voor controlerend leraargedrag. Bij controlerend leraargedrag is de leerkracht sturend en is er weinig ruimte voor inbreng vanuit de leerling. Dit heeft direct invloed op het gevoel van autonomie dat de leerling ervaart (Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005). Wanneer leerkrachten het gevoel hebben verantwoordelijk te zijn voor de prestaties van leerlingen op toetsen, hebben ze de neiging meer de les op te lezen en uit te gaan leggen. Ze geven de leerling hiermee minder ruimte om keuzes te maken en autonoom te leren (Deci et al., 1982). En dat terwijl het meer ruimte geven van de leerling en het gevoel van autonomie ervaren juist belangrijk is voor de ontwikkeling van vaardigheden zoals het kritisch denken, conceptueel denken die leerlingen nodig hebben in de huidige kennismaatschappij. 

Na jaren gewerkt te hebben in het SO ben ik enorm geschrokken van de nadruk die er in het regulier onderwijs ligt op de leeropbrengsten. Ook de 'angst' voor inspectie heb ik op een aantal scholen ervaren. Met als gevolg dat scholen zichzelf enorm gaan oppoetsen en inspectie alsnog geen realistisch beeld voorgeschoteld krijgt. Onlangs werd mij verteld dat ook op het VO  leerkrachten van de bovenbouw lijken te vervallen in controlerend leerkrachtgedrag doordat zij zich jaarlijks moeten verantwoorden op basis van de examenresultaten.
Ik hoop dat de rol van inspectie ook echt zal veranderen. Dat zij op scholen komen om in gesprek te gaan met leerkrachten, management en leerlingen. Dat zij scholen ondersteunen in hun visie op leren en ontwikkeling, door discrepanties waar te nemen. En vooral dat scholen en leraren daardoor zichzelf durven te zijn en durven te laten zien waar ze voor staan. En misschien nog het belangrijkste; dat leraren door de verminderde druk op de resultaten de ruimte weer voelen om leuke en inspirerende lessen te gaan geven!
 
Zie hier de Aflevering Nieuwsuur (10:39)

0 reacties:

Een reactie posten

Nieuwere post Oudere post Homepage

Volg me!



Recent Comments